Buitenbandletsel knie

Lateraal collateraal letsel/ posterolaterale instabiliteit

De buitenband van de knie heet in vaktaal het lateraal collateraal ligament (LCL). Letsel aan deze band wordt posterolaterale instabiliteit genoemd. ‘Posterolateraal’ geeft de locatie van het letsel aan, namelijk: postero= achtergelegen, lateraal= buitenzijde. Dus letsel aan de achter-buitenzijde van de knie. Dit kan ontstaan door een verdraaiing of een directe klap op de binnenzijde van de knie. Hierdoor rekt de buitenband op of scheurt. Letsel aan de buitenzijde is vaak erg invaliderend door de instabiliteit die optreedt.

Klachten

Klachten die bij buitenbandletsel horen, zijn pijnklachten aan de buitenzijde van de knie. Hierbij kan een bloeduitstorting aanwezig zijn. Bij het drukken op de buitenzijde van de knie, wordt pijn opgeroepen. Bij een klein letsel kan de activiteit doorgaans voortgezet worden. Daarna zal in rust pijn en stijfheid met eventueel zwelling worden gevoeld. Bij een groot letsel is het vaak onmogelijk om de activiteit door te zetten, er wordt direct instabiliteit in de knie ervaren. In  enkele gevallen kunnen tintelingen voelbaar zijn in het onderbeen, dit direct na de inwerkende kracht.

Buitenbandletsel dat in het verleden niet goed hersteld is, kan lange tijd na ontstaan nog steeds veel klachten geven. Voornamelijk instabiliteitsklachten. Of klachten van pijn en stijfheid na een (sport)activiteit.

Een volledig buitenbandscheuring komt zelden alleen voor. In de meeste gevallen is er sprake van een combinatieletsel met kruisband- en/of meniscusletsel.

Symptomen

  • Pijn aan de buitenzijde van de knie
  • Toename van pijn bij drukken op de buitenband
  • Stijfheid
  • Zwelling
  • Bloeduitstorting
  • Instabiliteit
  • Tintelingen in het onderbeen

Anatomie

Het kniegewricht wordt gevormd door het bovenbeen (femur) en het onderbeen. Het onderbeen bestaat uit 2 botten, het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula). De buitenband verbindt het bovenbeen met het kuitbeen. Aan de buitenzijde bevinden zich, naast de buitenband, nog drie andere structuren die van belang zijn voor de stabiliteit van het kniegewricht:

  • popliteus
  • Popliteofibulaire ligament
  • Bicepspeesaanhechting op het kuitbeen

De belangrijkste functie van de buitenband is stabilisering van de varus-opening. Dat is de opening die ontstaat als de fibula en het femur uit elkaar wijken. Denk hierbij aan O-benen. Voornamelijk bij een direct inwerkende kracht aan de binnenzijde, wordt de buitenzijde van de knie als het ware ‘uit elkaar getrokken’.

De buitenband is flexibeler dan de binnenband. Hierdoor is de buitenband minder gevoelig voor blessures. Bij een verdraaiing of een trauma, kan de buitenband door deze flexibiliteit iets meer uitrekken waardoor deze minder snel scheurt. Bij een gestrekte knie echter, staat de buitenband volledig op spanning en kan in deze positie dus veel minder beweging opvangen.

Bandletsel van de knie, zowel aan de buitenband als de binnenband, wordt onderverdeeld in 3 gradaties:

  1. Enkele vezels van de band zijn opgerekt. De band kan nog steeds zijn stabiliserende functie uitoefenen. Er is pijn aanwezig, maar geen instabiliteitsklachten
  2. Er zijn meerdere vezels gescheurd, ook wel een gedeeltelijke scheur genoemd. Pijn is aanwezig met matige instabiliteit.
  3. Volledige scheur van de band. De knieband kan zijn stabiliserende functie niet meer uitoefenen. Er is sprake van forse instabiliteit.

Oorzaak

Letsel van de buitenband kan acuut ontstaan of chronisch zijn. Bij acuut letsel is een verdraaiing, of een direct inwerkende kracht aan de binnenzijde van de knie, de oorzaak van het letsel. Dit komt vaak voor bij sporten en activiteiten waarbij veel gedraaid wordt en direct contact bestaat met tegenstander zoals: voetbal, hockey, rugby, korfbal en zaalsporten.

Chronisch letsel kan ontstaan als een eerder acuut letsel niet goed herstelt. Maar ook door de stand van de benen. De zogenoemde O-benen kunnen een oorzaak zijn van buitenbandletsel.  O-benen kunnen aangeboren zijn, maar ook ontstaan door veranderingen in het kniegewricht. Een goed voorbeeld hiervan is de verandering die kan optreden door slijtage aan de binnenkant van de knie. Hierdoor komt de binnenkant meer op de elkaar te staan en de buitenkant gaat juist meer uit elkaar staan (varus-stand). Ook als gevolg van een tibiaplateaufractuur kan een standsverandering ontstaan.

Onderzoek

Onderzoek is van groot belang. Dit omdat een scheuring van de buitenband bij acuut knieletsel leidend is voor de behandeling. Bij acuut knieletsel is het daarom belangrijk zo snel mogelijk – binnen twee weken – de knie te laten onderzoeken en behandelen. Ook bij een acuut knieletsel, met veel pijn en zwelling, is door middel van lichamelijk onderzoek goed vast te stellen of er sprake is van buitenbandletsel. Doordat geïsoleerd letsel van de buitenband zelden voorkomt,  is aanvullend onderzoek noodzakelijk om andere structuren goed in beeld te brengen.

Bij chronische instabiliteit is door lichamelijk onderzoek goed vast te stellen hoe de laxiteit van de buitenband is. Daarvoor zijn verschillende tests beschikbaar. Aanvullend onderzoek is dan niet nodig. Aanvullend onderzoek wordt voornamelijk gebruikt om de diagnose te bevestigen, andere structuren in beeld te brengen of ander letsel uit te sluiten.

Behandeling

Posterolaterale instabiliteit is een ernstig knieletsel. Behandeling is afhankelijk van de tijdsduur tussen het ontstaan en het stellen van de diagnose en de gradatie van het letsel.

Bij graad 1 en 2 wordt, als de diagnose binnen twee weken wordt vastgesteld, behandeld door middel van een gipskoker voor drie weken. Bij graad 3 wordt er direct operatief ingegrepen.

Bij een combinatieletsel met kruisband/meniscus, is de gradatie van het buitenbandletsel bepalend voor de behandeling. Dus bij graad 2 buitenbandletsel met voorste kruisbandletsel, wordt eerst behandeld door middel van een gipskoker.

Na twee weken wordt dit letsel al chronisch genoemd. Dit omdat na deze tijd geen herstel meer optreedt en een gipskoker dus geen zin meer heeft.

Bij de behandeling van chronisch letsel is de stand van het been belangrijk. Bij een O-been heeft een operatieve reconstructie geen zin omdat na de operatie de band weer continu op rek staat en opnieuw instabiliteit ontstaat. Als de klachten toch dusdanig invaliderend zijn dat er ingegrepen moet worden, moet eerst een operatieve standscorrectie worden uitgevoerd.

Bij een recht been of een X-been waarbij forse functieproblemen aanwezig blijven, wordt een volledige operatieve reconstructie uitgevoerd van de posterolaterale hoek.

Als klachten alleen aanwezig zijn tijdens of na sportbeoefening, kan eventueel gesport worden met een kniebrace om te zien of dit vermindering van klachten geeft.

Behandeling na operatie

Na de operatie wordt een gipsspalk aangemeten. Deze wordt na enkele weken, als het been minder gezwollen is, vervangen door een kniebrace. De eerste zes weken is het noodzakelijk om met krukken te lopen, het been mag niet volledig belast worden. Nadien is de behandeling afhankelijk van de bijkomende ingrepen zoals een operatie van de voorste kruisband.

De totale revalidatietijd na een posterolaterale reconstructie is afhankelijk van de verschillende operaties, de fitheid van de patiënt en het eindniveau van de revalidatie. De duur varieert daardoor tussen de zes en twaalf maanden.