Inleiding van de knie

De knie wordt vaak omschreven als de schakel tussen het onderbeen en het bovenbeen. De botten van het onderbeen en het bovenbeen respectievelijk de tibia en het femur. De hoofdbeweging van de knie is het buigen en strekken, maar de knie laat ook enige rotatie van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen toe.

knie-4

De knie zorgt voornamelijk voor de buiging en strekking van het been en is een zogenaamd scharniergewricht. De functie van de knie is om een gecontroleerde buiging of strekking van het been te maken. Dit vraagt naast beweeglijkheid (mobiliteit) voornamelijk veel stabiliteit van het gewricht.

Stabiliteit van het kniegewricht is erg belangrijk omdat het kniegewricht een gewichtdragende functie heeft. In tegenstelling tot een schouder of een elleboog rust bij veel handelingen het gehele lichaamsgewicht op het kniegewricht.

Om deze reden is de opbouw van het gewricht ook stabieler. Door middel van gewrichtsoppervlakken, banden (ligamenten) en kapsel wordt er stabiliteit gegeneerd. Deze structuren zijn beter in staat om het gewricht te stabiliseren dan spieren. De spieren hebben een hoofdfunctie om beweging en kracht te genereren en niet om te stabiliseren. De meeste stabiliteit kan natuurlijk uit botstructuren gehaald worden zoals een heup gewricht. Vandaar dat letsel aan de banden of het kapsel van een kniegewricht vaak instabiliteit geeft